Songs to Make the Dust Dance
(interview met Anthony Fiumara naar aanleiding van deze CD)

Gefascineerd door de expressie van de Tweede Weense School tot en met de free-jazz enerzijds; geboeid door Allen Forte’s systeem van pitch-class sets en door complexe Zuid-Indiase ritmische technieken anderzijds – zo balanceert componist Maarten van Norden steeds tussen intuïtie en intellect. En komt hij in zijn stukken verbazingwekkend vaak midden in het doel uit.
Neem zijn start als professioneel musicus. Aanvankelijk studeerde Van Norden een jaar wiskunde, om uiteindelijk voor de muziek te kiezen. Hij had geen zin in klassiek klarinet en omdat er nog geen afdelingen lichte muziek bestonden in zijn tijd, besloot hij saxofoon te gaan spelen in free-jazz formaties. Die free-jazz, zo zegt hij zelf, stond waarschijnlijk het verst af van de totale controle die hij later op zou zoeken in de karnatische (Zuid-Indiase) muziek en in de set-theorie.
“Toen ik de muziek in ging, was mijn grote passie de jazzrock van Weather Report en Miles Davis”, zegt Van Norden. “Die fantasie heb ik in mijn eigen band Future Shock later helemaal kunnen uitleven. Andere soorten jazz kende ik ook wel, maar in die tijd was vooral de improvisatie in Nederland belangrijk. Ik heb veel geleerd van Willem Breuker en Arjen Gorter, maar ook van het luisteren naar bijvoorbeeld Ornette Coleman en Archie Shepp. Die enorme expressiemogelijkheid: geweldig! Maar op een gegeven moment liep ik daarmee tegen een plafond.”
Met componeren begon Van Norden toen hij in Orkest De Volharding speelde. “Ik schreef in die periode muziek alsof ik free-jazz aan het spelen was, noteerde gewoon wat in me op kwam, zonder enig idee wat ik aan het doen was. Ik wilde beter weten wat ik kon met muziek. Dus ben ik bij Louis Andriessen in Den Haag compositie gaan studeren.”
Uit die tijd dateert zijn werk Cookie Girl (1988), een werk dat er aan bijdroeg dat Van Norden zijn studie uiteindelijk zou voortzetten in Amerika. Cookie Girl werd namelijk uitgevoerd tijdens het Bang On A Can Festival in New York. En toen Van Norden zich later aanmeldde voor Yale herinnerde docent Martin Bresnick zich dat stuk. “Je zou kunnen zeggen dat ik door Cookie Girl ben aangenomen. Ik wilde in Yale studeren bij Bresnick, een enthousiasmerende man. Maar uiteindelijk vond ik Allen Forte en zijn set-theorie. Forte gaf les aan de musicologie-afdeling, niet aan de School of Music. Maar de cursus die hij gaf – Introduction to Atonal Music – was zó interessant, dat ik nog een jaar langer ben gebleven om me daar verder in te verdiepen.”
Hoe hij de harmonische systematiek van Forte en de ritmische technieken van de karnatische muziek moet verenigen met de expressie van Schönberg en de free-jazz – die vraag stelt Van Norden zichzelf naar eigen zeggen iedere dag tijdens het componeren. “La bonne chanson is bijvoorbeeld een romantisch stuk, dat ik schreef in een tijd dat ik net een relatie had beëindigd. Dat is mijn emotionele kant. Een stuk als Rondo 2 daarentegen is mijn meest abstracte stuk op deze cd, met name wat betreft de karnatisch-ritmische aspecten. Ik heb daarin Zuid-Indiase technieken in mijn eigen muziek toegepast.”
Hoewel Van Norden het componeren soms bijna als wetenschappelijk onderzoek beschouwt, zegt hij zich niet compleet los te kunnen maken van de geschiedenis. “Je kunt als kunstenaar wel steeds kleine stapjes verder zetten, door incorporatie van nieuwe technieken en door bestaande technieken uit andere disciplines en werelddelen. Maar je moet toch aansluiten bij de bestaande manieren van uitdrukking. De laatste jaren lukt het beter om mijn systematische kant te combineren met mijn eigen expressie.”

“Movement for Band is een stuk waarin een karnatische ritmische reeks steeds weer opduikt, zelfs één keer in een jazzrock-achtige vorm. Dat past heel goed, de reeks klinkt alsof het een rif is van de Brecker brothers. En daar speelt Wiek Hijmans dan een scheurende jazzrock-solo op elektrisch gitaar overheen, die overigens helemaal is uitgeschreven. Het werk verwijst ook naar de muziek van Steve Martland, vast repertoire van de Combustion Band. Movement for Band is een beetje een Stravinsky-titel: in die tijd las ik een boek over het late werk van Stravinsky. Hij gebruikte de twaalftoonstechniek op een bijzondere manier, uitgaande van intervallen en rotaties. Dat boek heb ik verslonden. Eén van de analyses gaat over Movements for Piano and Orchestra. De titel Movement for Band vond ik wel een aardige verwijzing, ook vanwege de beweging die er in zit.”
“Ik ben zo op een kronkelige manier teruggekomen op de jazz, met behulp van karnatische technieken. Dat die dingen zo naadloos op elkaar passen, bleek in Movement. Het lijkt alsof het een swingend stuk voor bigband is, maar de ritmische accenten komen voort uit een karnatische ritmische reeks, die je in het begin ook al in de piano hoort.”

“Over Strange Duck kan ik niet zoveel zeggen, behalve dan dat er veel Beethoven in zit. Zijn strijkkwartetten zijn voor mij de ultieme muziek, waar je honderd keer naar kunt luisteren en er telkens nieuwe dingen in kunt horen. In Strange Duck zit een citaat uit Beethovens Razumovsky-kwartet verstopt.”
“De titel werd me ingegeven na bestudering van mijn aantekeningen voor het stuk. Daarin stond een noot met een cirkeltje eromheen, met daaronder de letters ‘s.d.’. Ik wist ineens zelf niet meer wat het betekende: ‘subdominant’ misschien? Na enige tijd kwam ik er achter dat het ‘strange duck’ betekende, in de zin van ‘deze noot hoort niet thuis in de Forte-set die ik had gepland’. Als je die ‘vreemde eenden’ toelaat, gebeuren vaak de leukste dingen. Een beetje zoals de ‘goede foute noten’ van Louis Andriessen.”

“Songs to Make the Dust Dance is het laatste stuk dat ik in Amerika schreef. Ik herinner me dat ik een paar weken in de bibliotheek van Yale heb rondgedwaald, een van de grootste ter wereld, op zoek naar tekst. Ik vond maar niets geschikts en had de moed al bijna opgegeven, totdat ik in de Japanse afdeling belandde. Daar vond ik de bundel Songs to make the dust dance. Dat boek trok meteen mijn aandacht. Het bevat korte, haiku-achtige gedichten uit de twaalfde eeuw. Die gedichten werden in die tijd gezongen door courtisanes. Het was mijn eerste stuk met tekst en ik werkte nog niet met de 'pitchclass sets'. Songs to make the dust dance is eerder atonaal te noemen, in de geest van de vroege Schönberg. Er zitten wel referenties naar bestaande muziek in – wat ik er zelf in hoor is de cantate Zvezdoliki (Le Roi des étoiles) van Stravinsky.”
“Ik heb een rare relatie met Stravinsky. Toen ik begon met componeren was Stravinsky al de grote held van Louis Andriessen en de Haagse School. Ik vond Stravinsky toen wel goed, maar ik was veel meer gefascineerd door Schönberg en Mahler. Stravinsky vond ik teveel op het publiek schrijven. En als jazzmuzikant kende ik de incorporatie van pop en volksmuziek natuurlijk al. Ik ben er later pas achter gekomen wat voor enorme vernieuwer hij was. Inmiddels is Stravinsky een van mijn helden geworden, juist vanwege die integratie van vernieuwing, techniek en esthetiek. Dat zie je nauwelijks bij andere componisten. Veel hedendaagse muziek slaat door in technieken of vrije expressie.”

“La bonne chanson" schreef ik tijdens een turbulente periode in mijn leven, na een beëindigde relatie. De teksten van Paul Verlaine hebben weer iets met Amerika te maken. Bij Allen Forte volgde ik colleges over de muziek van Debussy. Ik deed toen zelf een voordracht over Debussy’s Fêtes galantes – op gedichten van Verlaine – en ik kwam er achter wat een prachtige poëzie dat is. In de tijd dat hij een gedicht als Le bon disciple schreef, was het leven van Verlaine een drama. Maar voor mij betekenden die drie gedichten meer. Het eerste, Le piano que baise une main frêle, zou een beschrijving van mijn ouderlijk huis kunnen zijn. Dat ik als kleutertje onder de piano zat als mijn moeder zat te spelen, wordt bijna letterlijk beschreven in dat gedicht – de sfeer en de geur die in die ruimte hangen. Le bon disciple gaat over de spanning die ontstaat als je een goede discipel wilt zijn, maar tegelijkertijd ook jezelf wilt blijven en je je expressie niet kwijt kan. Ik was als kind zo’n brave discipel. Het derde gedicht, La bonne chanson, is een onvoorstelbaar mooie beschrijving van de natuur. Een zomerochtend in de campagne: dat is de natuur. Daarom voer ik de zangeres als spreekstem op, omdat er nog niks van de mens aan is toegevoegd. In het midden treedt opeens de ik-figuur op, de dromer, de kunstenaar. Toen besefte ik: je hebt die prachtige natuur, maar het wordt pas kunst als iemand er naar kijkt en er een interpretatie aan geeft. Door de omgeving denkt de ik-figuur plotseling aan zijn geliefde.”
“In La bonne chanson wilde ik mijn gevoel meer ruimte geven. Hoewel ik ook heb geprobeerd dat te abstraheren. De gedichten staan voor de romantiek, de instrumentale intermezzi staan voor abstractie. Bij die akkoordblokken in de koperblazers moet je denken aan het zwarte vierkant van Malevitsj, de ultieme abstractie.”

“Bring in da Fonk is het eerste deel van een drieluik voor het Osiris Trio. Het derde deel heeft met funk te maken, het eerste deel niet. De titel van dit deel is Tsumi, een verbastering van ‘tsunami’. Het klinkt als een overweldigende inval van noten, een akoestische vloedgolf die over je heen komt.”

“Rondo 2 beschouw ik als mijn minst toegankelijke en meest abstracte stuk. Ik ben er het verst gegaan met het toepassen van karnatische technieken: soms maak je dan heel rare berekeningen over een ritmische structuur. Voor de harmonie heb ik een 6-5 set gebruikt uit Forte’s systeem. Dat was ook de favoriete set van Schönberg, die hij bijvoorbeeld gebruikte in zijn Variationen für Orchester. Je hoort drie keer een twaalftoonsmelodie terugkomen, steeds in een ander instrument: dat is de harmonie van die 6-5. Voor de rest heb ik harmonieën gebruikt die parallel lopen met de ritmische structuur, in een combinatie van set-theorie en karnatische technieken. Ik componeerde Rondo oorspronkelijk voor strijkorkest en bewerkte het later tot deze versie voor ensemble Insomnio.”

Anthony Fiumara 2008

Recensies

CD recentie "Songs to Make the Dust Dance" (Attaca 28106)

Ritmische spelletjes en brutale verassingen ****
Olivier Messiaen noemde zichzelf al liever 'ritmicus' dan componist, maar ook dichterbij zijn er componisten bij wie het ritme minstens zo belangrijk is als toonhoogte en melodie. Op Songs to Make the Dust Dance van saxofonist/ componist Maarten van Norden trekken vooral de ritmische spelletjes, vondsten en brutale verassingen de aandacht.
Movement for Band (2006) is het ensemble Combustion Chamber, met de componist op tenorsax, op het lijf geschreven. Een losse ritmische 'feel' wordt knap aan precisie gepaard. De muziek pulst ongedurig, met in de laagte naast de basgitaar een belangrijke rol voor de baritonsax.
In de titelcompositie Songs to Make the Dust Dance (1995), uitgevoerd door het Koor Nieuwe Muziek, blijft diezelfde rusteloze basis aanwezig in de wat onbestemd 'etnisch' aandoende koorpartij.
In La Bonne Chanson (2001), uitgevoerd door Metropole Orkest en sopraan Monique Scholte, en het eerste deel van Bring in da Fonk (1997), gespeeld door het Osiris Trio, blijkt Van Norden ook hyper-romantische neigingen te kennen. Toch duiken ook hier weer vlijmscherpe akkoorden en ritmische riffs op- om elke schijn van naïeve nostalgie te doorbreken.

Jochem Valkenburg, NRC Handelsblad 10-10-2008


"Dé verassing van de avond was wel "Square Roots" van Maarten van Norden....zijn nieuwste orkestwerk voor het Radio Filharmonisch Orkest o.l.v. Paul Daniel gaf een eigenzinnig antwoord op de muzikale erfenis van de oude en de nieuwe wereld... de titel verwijst naar zijn gespleten muzikale wortels... wild en branie-achtige fragmenten waarin de saxpartij zich boven een een stompend orkest hees schreeuwde...een verstild duet tussen saxofoon en piano vormt het oog van de storm waarna het werk zich weer ontlaadt in een kleurentyfoon..."

Anthony Fiumara over Square Roots in Trouw


"...Van Norden speelt zijn eigen spelletje met Schönberg's twaalftoonstechniek...het stuk is rijk aan ontwikkeling en schitterend van kleurenpracht en vitaliteit...brengt verbanden aan tussen jazz, de zoektocht in het verwarrende heden en de bevindingen van grote voorgangers...de volle zaal van het Concergebouw ging er voor staan en klapte langdurig"

Ivo Postma over Square Roots, De Gelderlander


"...Qua kunstwerk was La Bonne Chanson" het hoogtepunt van de avond: een intelligent, voortreffelijk geproportioneerd stuk muziek waarin kundig gebruik van de meest uiteenlopende orkestkleuren hand in hand ging met dankbare, de tekst versterkende vocale lijnen voor mezzo Monique Scholte. Een geconcentreerd meesterwerk, waarin de perfecte balans is gevonden tussen muzikaal constructivisme en oprechte, a-sentimentele expressie...."

Utrechts Nieuwsblad over "La Bonne Chanson"


"...in uitgekiende dosering werden pittige jazz-rock passages afgewisseld met een Frans idioom...."

De Volkskrant over "La Bonne Chanson"


"...van Norden kan voortreffelijk instrumenteren en heeft gevoel voor melodie..."

Het Parool over "La Bonne Chanson"


"...de puntige motoriek en de stuwende harmonische ontwikkelingen zijn scherp met elkaar verweven....het eerste deel mag dan aan Stravinsky doen denken, het kan zich er ook mee meten..."

Frits van der Waa over "Two Worlds" in de Volkskrant


"...ronduit verassend...funky ritmiek met groot raffinement...een grote rijkdom aan melodische en ritmische motieven is vervat in een precaire balans tussen concreet klinkende noten en gesuggereerde muziek....flarden, contouren en aanzetten verwijzen naar een veelomvattende klankwereld die slechts ten dele hoorbaar is.... Het mooie is dat deze subtiele schrijfwijze niet ten koste is gegaan van de power van Van Nordens muziek..."

Jaqueline Oskamp over "East Rock" voor Orkest De Volharding, de Volkskrant


...Maarten van Norden evolved in a remarkable way into one of the forerunners in the field of contemporary composed music....

(Martijn Sanders, director of the Concertgebouw Amsterdam in his nomination of “Square Roots” for the Grawemeyer Award for Music Composition)


...I am greatly impressed by your theoretical insights and your artistic talent.

(Prof. Allen Forte, Yale University)


Maarten van Norden is a good example of the development in music making where ‘high brow’ and ‘low brow’ material are combined in a new intelligent musical language. He is a fine musician and composer and has developped a brilliant musical style...I highly recommend him.

(Louis Andriessen)